Donderdag 12 oktober:
Dodelijke ongevallen zijn aan de orde van de dag. H. Bolsius moet er van vertellen:
De artillerie-activiteit is groter dan de vorige dagen. Op de Boschweg in het gezin van Alebeek, de vrachtrijder, zijn de vrouw en een kind dodelijk
getroffen, terwijl de man en een kind resp. een arm en een been missen. (Bl)
Altijd angst voor Duitsers, maar gelukkig zijn zij niet allemaal even beroerd, moet Wil Bolwerk toegeven:
Wij wonen in de kelder. Tussen de beschietingen door lopen wij wel eens buiten. Plotseling komen enkele vrouwen naar binnen gerend: “Daar komen Duitsers aan!” Vluchten kan niet meer; toch moeten de mannen weg! In paniek worden de dekens op een hoop gegooid, de mannen kruipen er onder en de kinderen worden er op te spelen gezet, nadat hun eerst de wacht stevig is aangezegd. Een officier met een groepje Duitsers komt aan de kelder. Enkelen komen met veel geweld naar binnen en schreeuwen: “Waar zijn de mannen?” Ik zit ook boven op de dekens en met angst in de ogen en een kloppend hartje, dat volgens mij duidelijk hoorbaar is, kijk ik naar die gehate moffen, die nu wel heel dichtbij zijn.
De vrouwen zeggen dat ze de mannen al in geen weken meer gezien hebben. De Duitsers kijken wat rond, maar het is er vrij donker en muf; het stinkt altijd in de kelder. De Duitsers nemen er genoegen mee en vertrekken weer. De mannen zijn blij dat zij onder de dekens en de kinderen uit kunnen komen. Mijn jongste broertje gaat naar de W.C., die hier nog buiten staat. Terwijl hij daar zit wordt er geschoten en de scherven vliegen door de W.C., wonder boven wonder zonder hem te raken!
De Duitsers zoeken ook een jonge vrouw met rood haar die voor de ondergrondse werkt. Daarvoor zijn ze al eens in de kelder komen controleren. Niemand van ons heeft ooit van haar gehoord en wij weten niet wie zij is.
Mijn vader en twee ooms hebben gezien dat de Duitsers een varken hebben geslacht bij de boerderij waar zij ingekwartierd zitten. ’s Avonds gaan zij op pad om er wat vlees van af te snijden. Terwijl zij bezig zijn komt er een Duitse soldaat aan. Ze zeggen op meelijwekkende toon, dat de vrouwen en kinderen geen eten hebben. De Duitser vindt het goed dat zij er wat van af snijden. Hij is kennelijk niet de beroerdste, anders had hij mijn vader en de ooms wel kunnen neerschieten. (Bo)
Bron tekst: De Granaatweken – Ben Peters, Louis van Dijk
Bron foto: Fotoarchief Jan v.d. Bosch